Reizende Bibliotheken in de Tweede Wereldoorlog

Dit onderzoek vond plaats in 2022 in het Nationaal Archief in Den Haag.

Inleiding

De openbare bibliotheek: een niet weg te denken instituut binnen de moderne maatschappij, constant onderhevig aan de welwillendheid van het politieke bestel en de daaruit voortkomende subsidies. Iedere stad in Nederland heeft een bibliotheek, zelfs kleine dorpskernen hebben een service- of afhaalpunt in een plaatselijke school of buurthuis. Die vanzelfsprekendheid valt te verwachten anno 2022, maar de weg naar het openbare bibliotheekbestel zoals wij dat nu kennen, was lang.

Openbare leeszalen waren er vooral in de grote steden, maar op het platteland hadden de mensen niet of nauwelijks toegang tot boeken. Een van de daaruit voortvloeiende instanties was de Reizende Bibliotheek, die in 1903 ontstond vanuit particulier initiatief.[1]

De oprichting van deze organisatie is door de betrokkenen nauwkeurig bijgehouden. Dit onderzoek komt dan ook voort uit archiefstukken die bewaard worden bij het Nationaal Archief in Den Haag, afkomstig uit het archief van het Nederlands Bibliotheek- en Lectuurcentrum (NBLC), de voorloper van de Vereniging Openbare Bibliotheken (VOB). Hierin zijn onder andere jaarverslagen en notulen opgenomen, maar ook correspondentie en publicaties over of van de Reizende Bibliotheken. Toch is het fenomeen in de vergetelheid geraakt.

Om dit fenomeen te onderzoeken wordt als basis de theorie van Robert Darnton gebruikt, zoals omschreven in zijn essay What is the history of books? Hierin legt hij de nadruk op het menselijk handelen binnen de levenscyclus van het boek.[2] Darnton kijkt naar het grotere geheel waarin een boek zich beweegt en ontwikkelt: de schrijver, de uitgever, de drukker, de verkoper, de lezer. Binnen dit circuit bestaat geen standaardformule, maar het laat wel zien hoe het boek onderhevig is aan diverse externe factoren. De bibliotheek heeft binnen deze theorie een eigen plek en vanuit die invalshoek wordt dit onderzoek uitgevoerd. De Reizende Bibliotheek wordt in dit onderzoek naast de openbare bibliotheek geplaatst, om daar eventuele overeenkomsten en verschillen te kunnen vastleggen. Op die manier kunnen we nagaan welke ontwikkeling de Reizende Bibliotheek heeft doorgemaakt en welke maatschappelijke invloeden hierbij betrokken waren. Om het onderzoek in te kaderen, spitst dit paper zich toe op de jaren 1940-1945, toen juist de maatschappelijke invloeden sterk hun sporen nalieten. Met Darnton in het achterhoofd wordt het menselijk handelen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de invloed daarvan op de Reizende Bibliotheek getoetst.

De centrale vraag is wat voor functie de Reizende Bibliotheek had tijdens de Tweede Wereldoorlog. Nog voor de capitulatie adviseerde de Centrale Vereeniging voor OpenBare Leeszalen (CV) om boeken die mogelijk “aanstoot” konden geven niet uit te lenen, om bibliotheken niet in de problemen te brengen.[3] In een tijd waarin veel boeken door de bezetter verboden werden en het transport ervan alleen al risico’s met zich meebracht, is het des te boeiend te onderzoeken hoe een instantie als deze het hoofd boven water heeft kunnen houden.

Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, zal in de eerste paragrafen gekeken worden naar de ontstaansgeschiedenis van de Reizende Bibliotheken, beginnende in 1903, tot aan de overname van de organisatie door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen in 1907. Hoe is de Reizende Bibliotheek aan zijn naam gekomen en op welke manier was deze organisatie “reizend”?

Daarna komen de oorlogsjaren aan bod. Hoe ging de Reizende Bibliotheek om met de oorlogsomstandigheden ten opzichte van de openbare bibliotheken in Nederland? Hoe heeft de Reizende Bibliotheek zich weten te onderscheiden en het hoofd boven water weten te houden? Hebben de Reizende Bibliotheken zich weten te redden door mee te gaan met de wensen van de bezetter, of was juist het bewaren en bewaken van toegang tot boeken een groter goed?

Door de jaren heen heeft de Reizende Bibliotheek verschillende namen gekend, waaronder Reizende Volksbibliotheek en Centrale Vereeniging van Reizende Bibliotheken. Voor het gemak wordt in dit paper altijd de benaming Reizende Bibliotheek gebruikt. Daar waar een naamswijziging samenhangt met een belangrijke gebeurtenis in de bestaansgeschiedenis, zal dat uiteraard expliciet benoemd worden.

  1. Het ontstaan van de Reizende Bibliotheek

De docent uit Uffelte

In 1899 was de openbare bibliotheek van Dordrecht de eerste in Nederland met een uitleenfunctie. Toch bestonden er al langer bibliotheekjes die op die manier opereerden. De Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, opgericht in 1784 door verlichte burgers, had al zogenoemde Nutsbibliotheken waar tegen een kleine vergoeding boeken geleend konden worden.[4] Een halve eeuw na de oprichting van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen kende Nederland circa zevenhonderd leeszalen onder beheer van Het Nut.

Hoewel de steden dus goed voorzien waren, bleef het platteland tot in de twintigste eeuw achterlopen als het ging om toegang tot lectuur. In een ingezonden brief aan de Groene Amsterdammer, gepubliceerd op 8 februari 1903, beklaagt de Drentse docent Berend Bymholt zich over het gebrek aan boeken voor dorpsbewoners: “De schoolkinderen komen vragen, of de meester nog een mooi boek voor vader had” en “dorpsbewoners hebben veel meer boeken nodig dan stedelingen. Omdat zij buitendien al zoo veel ontberen”.[5] Bymholt stelt voor dat bibliotheken in de steden boeken naar de dorpen sturen, waar deze beheerd kunnen worden door “een aangewezen persoon” die de boeken onder de dorpelingen kan verspreiden.

Een maand later, in de publicatie van De Groene van 8 maart 1903, schrijft Bymholt dat hij naar aanleiding van zijn ingezonden brief, een collectie boeken heeft ontvangen van een mevrouw J.E. Crommelin uit Arnhem. Hij zegt dankbaar te zijn voor de gift, maar nog steeds te weinig boeken te hebben om alle dorpelingen van lectuur te voorzien. Hij vraagt de lezers daarom het voorbeeld van “mevr. C” te volgen.[6]

Op 20 maart 1904 komt Bymholt weer terug op zijn overpeinzingen rondom bibliotheekvoorzieningen op het platteland. In De Groene schrijft hij dat hij na zijn oproep om meer boeken op te sturen, het hele jaar door boeken heeft ontvangen van de heer J.W. Juchter uit Amsterdam. “Mijne bibliotheek heeft zich in den loop van het afgeloopen jaar aanmerkelijk uitgebreid […] zoodat ik in staat was ze te splitsen en een deel ervan naar de school in Havelte te verplaatsen”. Hij merkt op dat de vraag naar boeken in omringende dorpen toeneemt. Samen met Juchter wenst hij verder te gaan: “Ons doel is te komen tot een reizende bibliotheek met Amsterdam als centrum.” Bymholt benadrukt dat het juist in de wintermaanden van belang is dat bewoners van afgelegen dorpen toegang hebben tot boeken, omdat er verder zo weinig te doen is, in tegenstelling tot in de grote stad. Hij sluit af met een verzoek om meer boeken op te sturen naar de heer Juchter, zodat ze hun plannen uit kunnen voeren.[7] De Reizende Bibliotheek was in feite dus geen bibliotheek op wielen, wat de naam op het eerste gezicht waarschijnlijk doet vermoeden, maar een organisatie die boeken vanuit de stad het land instuurde. De collecties bestonden uit kisten met 100 boeken, die per post verzonden werden en in de dorpen door een beheerder op vaste momenten in de week werden verdeeld.[8]

Over de heer J.W. Juchter is weinig bekend. Hij woonde waarschijnlijk aan de Binnenkant 25 in Amsterdam, aangezien dat het adres is dat Bymholt in De Groene opgeeft om boeken naar op te sturen.[9] De gemeentearchieven van Amsterdam laten zien dat verschillende heren Juchter aan de Binnenkant hebben gewoond, dan wel op andere huisnummers. Een precies profiel van deze persoon is op dit moment niet te geven, maar verdient wellicht een eigen onderzoek.

De officiële oprichting van de Vereeniging Reizende Volksbibliotheek volgt later in 1904, zo blijkt uit het jaarverslag van de Reizende Bibliotheek van de jaren 1904/1905.[10] Hierin schrijft Bymholt dat vrij snel na de oprichting alweer bleek dat het aanbod van de organisatie de vraag niet bij kan houden. Na de aansluiting van de naburige dorpen Havelte en Wapserveen, willen nog acht Drentse dorpen gebruikmaken van de Reizende Bibliotheek. Hij citeert hierbij zelf uit een ingezonden stuk dat op 1 oktober 1904 in De Groene Amsterdammer verscheen: “Wij hebben op ‘t moment een tekort aan boeken. We kunnen niet meer aan alle aanvragen voldoen […] zende dus boeken of geld om ze te koopen.”

Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen

In het jaarverslag van 1904/1905 laat Bymholt al vallen dat er gesprekken worden gevoerd met de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen voor een mogelijke overname van de Reizende Bibliotheek. De Reizende Bibliotheek ziet door geldgebrek geen mogelijkheid om zelfstandig door te gaan. In het verslag van 1906/1907 wordt het besluit tot overname nader toegelicht: “De R.V. is niet lang een zelfstandige organisatie gebleven […] in overeenstemming met het bestuur, dat de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen den arbeid zou overnemen, omdat zij, beter dan een nieuw opgerichte vereeniging, voor dit belangrijke werk de noodige gelden en medewerkers kon verkrijgen.”

De overname van de Reizende Bibliotheek door de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen wordt gedetailleerd beschreven door secretaris C.A. Steenbergen, tijdens een lezing die hij geeft op het Bibliotheekcongres op 7 juni 1939 in Rotterdam.[11] Uit de voordracht van Steenbergen blijkt dat het werk van de Reizende Bibliotheek in 1907 werd overgedragen aan de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen en dat het beheer hiervan tot 1920 in handen was van de Nutscommissie voor de Reizende Bibliotheken. Daarna ging het beheer over naar de in datzelfde jaar opgerichte Centrale Vereeniging van Reizende Bibliotheken. Het Nut stelt daarnaast ook een bibliothecaresse aan en de werkzaamheden verplaatsen zich naar het Nutsgebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam (zie afbeelding 1).[12]

afbeelding 1: Nieuwezijds Voorburgwal 212, Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. Exterieur, Collectie Stadsarchief Amsterdam

Deze bibliothecaresse, mevrouw L. Veltman, schrijft over haar werkzaamheden voor de Reizende Bibliotheek voor tijdschrift De Boekzaal.[13] Het verslag geeft een duidelijk beeld van de werkzaamheden en de organisatie. Zo schrijft Veltman: “De centrale bibliotheek is gevestigd in Amsterdam. Daar worden de boeken aangekocht, gebonden en gekaft, van nummers voorzien en tot bibliotheekjes gerangschikt. In het najaar heeft de verzending plaats, de boeken blijven gedurende den winter in eenzelfde afdeeling en worden in het voorjaar naar de centrale bibliotheek teruggezonden, om na een zorgvuldige in- en uitwendige reiniging in het najaar wederom de reis te aanvaarden en elders haar opvoedend werk te verrichten”. Daarnaast bevat het verslag een foto (Nationaal Archief: 2.19.132, map 1425) van een voorbeeldcollectie van een Reizende Bibliotheek.

Het beheer van de bibliotheken beschrijft Veltman als volgt: “In iedere afdeeling werd een geschikt boekbeheerder gevonden, in den regel een hoofd der school of de predikant, die geheel belangeloos de zorg voor het bibliotheekje op zich nam, de boeken uitreikte en van de uitleningen in een daarvoor bestemd register aantekening hield.” Lezers konden voor 2 ½ cent een verplichte persoonlijke leeskaart en catalogus aanschaffen en daarnaast bedroeg het leesgeld één cent per boek. Het afgebeelde modelkastje werd de boekbeheerders in bruikleen aangeboden vanuit Het Nut, maar werd niet standaard meegestuurd.

De boekbeheerders leveren eens in de zoveel tijd een verslag aan waarin ze beschreven hoe er gebruik werd gemaakt van de boeken en welke wensen er onder de bewoners waren. Hier en daar werden leesclubs opgericht. De overname door Het Nut zorgde uiteindelijk voor een aanzienlijke groei. In 1904 telde de Reizende Bibliotheek 12 afdelingen, in 1919 waren dat er 160 met een totale collectie van 14.000 boeken. In de jaren 1919/1920 werden 7700 lezers ingeschreven.[14]

  1. De oorlogsjaren 1940-1945

Voorspoed in onzekere tijden

Tegen de tijd dat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, had de Reizende Bibliotheek zich door heel Nederland verspreid. Het jaarverslag van 1940 laat zien hoe de organisatie sinds 1904 is gegroeid. Waar het kaartje (Nationaal Archief: 2.19.132, map 1419) van 1904 ongeveer tien afdelingen laat zien, geeft de grotere kaart van 1939/1940 een weergave van vestigingen door heel Nederland. Op dat moment worden alle boeken nog steeds vanuit Amsterdam verstuurd.

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zagen bibliotheken in heel Nederland zich gedwongen om mee te bewegen met de wensen van de Duitse bezetters. Vanuit de Centrale Vereeniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken komt na de Duitse inval een lijst met titels, mede samengesteld door Dr. P.C. Molhuysen, die binnen die organisatie als adviseur optrad en als bestuurslid was verbonden aan de Reizende Bibliotheek.[15] De boeken op deze lijst werden allemaal beschouwd als anti-nazi of anti-Duits en hadden daarom (voorlopig) geen plek in de bibliotheek of de maatschappij. De Reizende Bibliotheek zag zich uiteindelijk gedwongen om 300 titels uit de collectie te halen. Het blijft echter onduidelijk of dit besluit is genomen naar aanleiding van het advies van de Centrale Vereeniging en Dr. Molhuysen, of dat dit onder dwang van de bezetter is gebeurd.[16]

In de rest van het land werden de collecties van openbare bibliotheken na de inval van de Duitsers vaak in paniek doorzocht. Boeken die niet overeenkwamen met het gedachtegoed van de nazi’s werden uit voorzorg vernietigd of verstopt. Er was op veel plaatsen sprake van zelfcensuur, als voorzorgsmaatregel.[17] Het doel leek, op de eerste plaats, om de Duitsers vooral buiten de deuren van de bibliotheek te houden, te beginnen door ze geen reden te geven om binnen te hoeven vallen. Opvallend is dat de jaarverslagen van de Reizende Bibliotheek tijdens de bezetting geen vergelijkbare paniek laten zien. Na het saneren van de 300 titels ging men stug door met de werkzaamheden.

Ondanks de onzekerheid, de verboden en de beperkingen die de bezetting met zich meebrachten, werd de leeshonger onder de Nederlanders geenszins minder. Openbare leeszalen zagen een enorme toename van lezers, vooral in de jaren 1942 en 1943.[18]

Vanaf het begin van de oorlog constateerde ook de Reizende Bibliotheek een groeiend aantal uitleningen. Het aantal uitgezonden boeken was in 1940 groter dan ooit tevoren. In totaal werden 16900 boeken uitgezonden, die 58.671 keer werden uitgeleend. Dat oorlogstijd goed was voor de leescultuur, blijkt ook uit de uitleencijfers van de jaren erna: in 1941 worden 92.000 boeken uitgeleend, het jaar erop maarliefst 126.000.[19] Het jaarverslag van 1941 opent met: “…een jaar van onrust en oorlogsgeweld. Hoe gunstig steekt hierbij het afgelopen leesseizoen af!” Juist de zorgen die de oorlog met zich meebrengt, brengt mensen ertoe afleiding te zoeken in boeken. In het verslag komt ook naar voren dat leners bij de Reizende Bibliotheek behoefte hebben aan romans en geschiedkundige werken, maar dat het meest populaire boek Hollands Glorie van Jan de Hartog is: “Uitgekomen in een tijd waarin voor eigen land en geschiedenis zeer veel belangstelling bestaat, moet dit boek met zijn aantrekkelijk titel wel ingang vinden.”[20]

De stijgende vraag naar boeken geeft ook zekere problemen, zoals in het jaarverslag van 1941 te lezen is: “Het aantal aanvragen voor boeken was dit jaar zoo buitengewoon groot, dat wij niet aan allen konden voldoen, hetgeen in geen jaren is voorgekomen. Wij hebben toen het wie het eerst komt, wie het eerst maalt maar laten gelden en de aanvragen naar binnenkomen behandeld” en “De geweldige toename van de uitleening heeft echter ook een bezwaar, de boeken hebben veel te lijden!” Dit zou normaal geen groot probleem zijn geweest, maar de papierschaarste zorgt ervoor dat er weinig vervangen of gerepareerd kan worden. “Wij zullen onze naam als best onderhouden bibliotheek moeten prijsgeven.”[21]

Ook komt er een opdracht vanuit de Centrale Vereeniging voor Openbare Leeszalen om boekencollecties op te sturen naar dwangarbeiders in Duitsland. In april van dat jaar zette de Reizende Bibliotheek 75 bibliotheekjes klaar met ieder veertig boeken. Aan het einde van het jaar bleken die echter niet te zijn geleverd: de bibliotheken moesten goedgekeurd worden door de overheid en dat gebeurde om onbekende reden niet.[22]

Militaire afdelingen

De Reizende Bibliotheek noemt 1940 in het jaarverslag een “gunstig” jaar. Weliswaar zorgde de mobilisatie ervoor dat zes afdelingen van de Reizende Bibliotheek gesloten moesten worden, omdat het personeel werd opgeroepen voor de dienstplicht. Aan de andere kant werden er ten behoeve van de militairen twaalf nieuwe afdelingen opgericht, die werden toegewezen aan kazernes en legerbases.

De militaire afdeling van de Reizende Bibliotheek in Leersum stuurde een uitgebreid verslag naar de Vereeniging, waarin gedetailleerd beschreven werd hoe de bibliotheek inhoudelijk gebruikt werd door militairen. In Leersum waren in 1940 zo’n drieduizend militairen gestationeerd, dit tegenover de slechts vijftienhonderd inwoners die het plaatsje telde. Omdat er niets voor de soldaten te doen was, werd lokaal besloten om een plaatselijke bibliotheek in een woonkamer te openen. In eerste instantie telde deze bibliotheek 150 boeken, waarvan er slechts vijftig Nederlandstalig waren. Omdat dat bij lange na niet genoeg was, werd er een oproep gedaan tot het opsturen van boeken. De Reizende Bibliotheek greep het verzoek aan om een kist met vijftig boeken naar Leersum te sturen. Het was een collectie van een niet al de grote kwaliteit, mede doordat bij de eerste mobilisatie veel boeken waren kwijtgeraakt.

De militaire afdeling in Leersum droeg echter goed zorg voor de boeken, die na drie maanden smetteloos weer terug werden gestuurd naar Amsterdam. Opgelucht door de goede behandeling van de lectuur in Leersum, stuurde de Reizende Bibliotheek vervolgens een collectie van hoge kwaliteit naar het militaire kamp.

Sprekende details uit het verslag over deze actie zijn bijvoorbeeld passages waarin wordt omschreven hoe soldaten tijdens hun theepauze in de bibliotheek zaten ter ontspanning en dat “het schaterend lachen bewees, dat zelfs in dezen tijd de zin voor humor nog niet dood was”.[23]

Einde van de oorlog: uit het jaarverslag 1944/1945

Tijdens de oorlog beleeft de Reizende Bibliotheek een topjaar. In 1944 worden ruim 200.000 boeken uitgeleend. In het jaarverslag wordt gesproken van een unicum. Het succes wordt volledig toegeschreven aan de oorlog: lezen gaf een uitweg, daar waar iedere vorm van ontspanning ontbrak.

De situatie in Zeeland wordt apart benoemd. De Zeeuwse afdelingen van de Reizende Bibliotheek moesten het leesseizoen vroegtijdig afbreken vanwege een evacuatie, naar alle waarschijnlijkheid omdat rond die periode de Slag om de Schelde losbarst. Een paar beheerders slaagden erin om boekenkisten op tijd terug te sturen naar Amsterdam, maar het merendeel lukte dit niet. Boeken werden nog wel op zolders achtergelaten in de hoop ze ooit terug te vinden, maar het merendeel ging verloren. Desondanks spreekt de Reizende Bibliotheek van een succesvol leesseizoen voor de Zeeuwse regio. De afdeling Burgh wist bijvoorbeeld 4500 boeken uit te lenen, op een bewonersaantal van slechts zeshonderd.

Het verzenden van de boeken gaf in de laatste oorlogsjaren problemen. Waar de boeken voorheen in stevige kisten werden vervoerd, was men nu aangewezen op kleinere pakketten, die sneller kapot gingen of kwijt raakten.

Het verslag van 1944 sluit af met bibliotheekjes voor geëvacueerden, waartoe wordt besloten op een vergadering op 11 juli 1944. In augustus werd begonnen met de aankoop van 1200 boeken en het klaarmaken van de bibliotheekjes. Een grote klus die, ondanks een tekort aan personeel, toch geklaard werd. Uiteindelijk tevergeefs: “de bibliotheekjes werden nooit verzonden als gevolg van de geringe samenwerking der officiële instanties tijdens de bezetting.”[24] Het blijft onduidelijk voor welke regio deze bibliotheekjes bestemd waren.

Daarna gaat het bergafwaarts. Waar in het seizoen in het jaar ervoor nog 192 kisten met boeken verzonden worden, zijn het er in 1945 slechts 60.[25] Dit is niet te wijten aan een verminderde leeslust, maar door moeilijkheden in het transport. Een groot deel van de infrastructuur in Nederland is tegen die tijd vernietigd.

Het aanhoudend gebrek aan personeel heeft als gevolg dat er weinig wordt gedaan met wensenlijstjes die vanuit de afnemers van de Reizende Bibliotheek worden opgestuurd. De boeken worden niet schoongemaakt, alleen gekaft. De dorpen die wel boeken ontvangen, maken er goed gebruik van. Exloo (Drenthe) had 200 boeken voor 190 lezers en leende in totaal 3700 keer uit. Er werd een omzet gedraaid van 170 gulden, wat wordt aangemerkt als een ongekend hoog bedrag. Afsluitend wordt geconstateerd dat, met het einde van de oorlog, de leeslust af zal nemen “en het gewone leven met zijn verlangen naar ontspanning op verschillend gebied weer zijn gang gaat”. Deze voorspelling blijkt te kloppen: in 1947 is het aantal uitleningen ten opzichte van 1944 bijna gehalveerd.[26]

1945 is ook een jubileumjaar voor de Reizende Bibliotheek: de organisatie bestaat dan 25 jaar. Van een feestelijke stemming is echter geen sprake. Secretaris Steenbergen sterft in de hongerwinter op 16 februari 1944. Ook bestuurslid Dr. P.C. Molhuysen overleeft de oorlog niet. Hij overlijdt op 15 juli 1944. Zij worden herdacht in een uitgave van Bibliotheekleven in 1948, waarbij ook wordt stilgestaan bij het 25 jarig bestaan. Het is het enige tastbare bewijs voor viering van deze mijlpaal.[27]

  1. Conclusie

Dit onderzoek richtte zich op het ontstaan van de Reizende Bibliotheek en de functie die deze organisatie had tijdens de Tweede Wereldoorlog. Met de theorie van Robert Darnton in het achterhoofd, is een poging gedaan een beeld te schetsen van de positie die deze organisatie heeft ingenomen in het bibliotheeklandschap in de eerste helft van de twintigste eeuw en later in de oorlogsjaren. Naar de methode van Darnton is juist ook het menselijk handelen meegenomen om tot een realistisch en waarheidsgetrouw beeld te komen.

De Reizende bibliotheek was er niet een op wielen. De naam komt voort uit het idee van Bymholt en Juchter om boekenkisten op reis de sturen, van de stad naar het platteland. De organisatie wist tijdens zijn bestaan een unieke plek in te nemen en daar te komen waar andere bibliotheken niet kwamen: in de afgelegen dorpen op het Nederlandse platteland. Vanaf de het eerste moment van oprichten was al duidelijk dat ook daar een grote behoefte was aan lectuur, wat haast tegenstrijdig was met de opvattingen die men in de grote steden had over de plattelandsbevolking.

Berend Bymholt had al vroeg door hoe groot de behoefte bij de plattelanders was naar goede lectuur. Dat blijkt ook uit de vele ingezonden stukken die hij stuurde naar de Groene Amsterdammer. Zijn volhardendheid heeft zeker bijgedragen aan het ontstaan van de reizende bibliotheek. Aanhoudende oproepen om boeken op te sturen werden beantwoord en de snelle groei van de organisatie bewees het succes ervan.

Ook na de overname door de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen blijft de Reizende Bibliotheek trouw aan diens oorspronkelijke taak. Met Amsterdam als centraal punt van waaruit de bibliotheekjes verzonden worden, kan misschien zelfs gesproken worden van de eerste bibliotheekcentrale van Nederland. Het verslag van bibliothecaresse Veltman laat daarnaast zien hoe groot de menselijke rol is in het hele proces: van het klaarmaken van de boeken in Amsterdam, tot het lokaal verdelen in de dorpen door aangewezen boekbeheerders.

De Tweede Wereldoorlog zorgt voor een kantelpunt, maar verrassend genoeg niet op een negatieve manier. De Reizende Bibliotheek moet een groot deel van de collectie schrappen, maar het leesklimaat wordt tijdens de oorlog alleen maar beter. Dit is effect is bij alle leeszalen en bibliotheken zichtbaar, maar juist de functie die de Reizende Bibliotheek heeft, zorgt ervoor dat de organisatie een bijzondere plek krijgt tijdens de oorlog. De militaire afdelingen zijn een perfecte weerspiegeling van hoe de Reizende Bibliotheek de oorlog in zijn voordeel heeft gebruikt. Het bracht niet alleen extra geld binnen, het gaf de soldaten een zeer gewenste vorm van ontspanning.

De welwillendheid van mensen in zowel de dorpen, de militaire kampen als in de hoofdstad om ook tijdens de oorlog de Reizende Bibliotheek draaiende te houden, laat zien hoe betrokken de mensen bij deze organisatie waren.

De Reizende Bibliotheek was een organisatie die zijn tijd ver vooruit was, met wisselende collecties die over en weer door heel Nederland werden gestuurd. Tegenwoordig wordt dat als vanzelfsprekend ervaren wanneer je een bibliotheek binnenstapt: hebben ze het in Dordrecht niet, dan sturen ze het wel even op uit Rotterdam. Maar de functie van de Reizende Bibliotheek ging veel verder dan dat: deze organisatie wilde echt dat iedereen in Nederland toegang had tot boeken. En dat is ze gelukt.


Bronnen

[1] Berend Bymholt, “Over openbare volksbibliotheken”, De Groene Amsterdammer, nr. 1337, 8 februari 1903, 9

[2] Robert Darnton, “What is the history of books?”, Daedalus 111, nr. 3 (1982), 67

[3] PauL Schneiders, Lezen is voor iedereen, geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland (Den Haag: NBLC, 1990), 150

[4] Paul Schneiders, Nederlandse Bibliotheekgeschiedenis, van librije tot virtuele bibliotheek (Den Haag: NBLC, 1997), 115

[5] Berend Bymholt, “Over openbare volksbibliotheken”, De Groene Amsterdammer, nr. 1337, 8 februari 1903, 9

[6] Berend Bymholt, “Over openbare volksbibliotheken”, De Groene Amsterdammer, nr. 1341, 8 maart 1903, 10

[7] Berend Bymholt, “Over openbare volksbibliotheken”, De Groene Amsterdammer, nr. 1395, 22 maart 1904, 4

[8] L. Veltman, “De ‘Reizende Bibliotheken’ van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen”, overdruk uit De Boekzaal 4, nr. 1 (geen jaartal), Nationaal Archief Den Haag, map 1425

[9] Berend Bymholt, “Reizende Volksbibliotheek”, De Groene Amsterdammer, nr. 1423, 2 oktober 1904, 6

[10] Jaarverslag 1904/1905 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1431

[11] Een en ander uit de ervaring der reizende bibliotheken, samenvatting van de lezing van secretaris Steenbergen, Rotterdam 7 juni 1939, Nationaal Archief Den Haag, map 1431, 1-6

[12] Onopgemerkte Jubilea, overdruk uit Bibliotheekleven 33 (1948) 171-175, Nationaal Archief Den Haag, map 1425

[13] L. Veltman, “De ‘Reizende Bibliotheken’ van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen”, overdruk uit De Boekzaal 4, nr. 1 (geen jaartal), Nationaal Archief Den Haag, map 1425

[14] Een en ander uit de ervaring der reizende bibliotheken, samenvatting van de lezing van secretaris Steenbergen, Rotterdam 7 juni 1939, Nationaal Archief Den Haag, map 1431, 4

[15] Paul Schneiders, Nederlandse Bibliotheekgeschiedenis, van librije tot virtuele bibliotheek (Den Haag: NBLC, 1997) 285

[16] Jaarverslag 1944/1945 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1420

[17] Paul Schneiders, Nederlandse Bibliotheekgeschiedenis, van librije tot virtuele bibliotheek (Den Haag: NBLC, 1997), 283

[18] PauL Schneiders, Lezen is voor iedereen, geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland (Den Haag: NBLC, 1990), 161

[19] Jaarverslag 1942 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1420

[20] Jaarverslag 1941 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1420, 2

[21] Jaarverslag 1941 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1420, 4

[22] Jaarverslag 1941 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1420, 2

[23] Jaarverslag 1940 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1420, 2

[24] Jaarverslag 1944/1945 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1420

[25] Jaarverslag 1944/1945 Reizende Bibliotheek, Nationaal Archief Den Haag, map 1420

[26] Onopgemerkte Jubilea, overdruk uit Bibliotheekleven 33 (1948) 171-175, Nationaal Archief Den Haag, map 1425

[27] Onopgemerkte Jubilea, overdruk uit Bibliotheekleven 33 (1948) 171-175, Nationaal Archief Den Haag, map 1425

Leave a comment